Praktijkexamen voertuigbeheersing:

Het motorexamen voertuigbeheersing bestaat uit twaalf oefeningen, verdeeld over vier clusters. Bij je motorrijexamen doe je zeven van deze oefeningen. Vier oefeningen zijn verplicht, de rest kiest je examinator uit. Het gaat er bij alle oefeningen om dat je de rijexaminator op overtuigende wijze laat zien dat je de motor beheerst. Bij lage én hoge snelheid.

Praktijkexamen verkeersdeelname motor

Het praktijkexamen verkeersdeelname voor de motor duurt 55 minuten. De examinator en je motorrijinstructeur volgen jou in een auto. De examinator let onder meer op je kijkgedrag, je plaats op de weg en of je voldoende rekening houdt met andere weggebruikers. Direct na afloop van het motorrijexamen hoor je van de examinator of je geslaagd bent voor je motorrijbewijs.

Wil je meer weten over onze rijlessen voor je motorrijbewijs A? Of je direct aanmelden? Ga naar onze contactpagina of bel 0575 – 543044

Cluster 1:

1. Achteruit parkeren:

Het eerste cluster bestaat uit de oefening achteruit parkeren. In deze verplichte oefening loop je aan de rechterzijde van de rijbaan met de motor aan de hand. Daarna parkeer je de motor achteruit in een denkbeeldig parkeervak en zet je de motor op de standaard. Vervolgens haal je de motor weer van de standaard en loop je naar rechts het  parkeervak uit.

Cluster 2:

1. langzame slalom:

De verplichte oefening in het  tweede cluster is de langzame slalom. Er geldt geen richtlijn voor de snelheid. Gezien de geringe tussenafstand ligt een stapvoets tempo voor de hand. Het gebruik van  een slippende koppeling is bij deze oefening verplicht. Van belang is verder de combinatie van  juiste bediening, langzaam rijden en het  behouden van  de balans. Dit alles doe je natuurlijk zonder de pylonen aan te raken!

2. wegrijden uit (parkeer)vak:

Bij deze keuzeoefening rijd je vanuit stilstand uit een parkeervak weg. Je maakt een haakse bocht en rijdt enkele meters rechtuit. De rijbaanbreedte is drie  meter. Het 0belangrijkste van  deze oefening is dat je gecontroleerd een scherpe bocht weet te maken, direct na het  wegrijden

3. stapvoets rijden:

Hier is het  de bedoeling dat  je naast de lopende examinator blijft rijden over een afstand van  twintig meter. Er wordt gelet op snelheid, balans en een juiste bediening van  de motor. Je maakt gebruik van  een slippende koppeling. Je voetrem mag je bij deze keuzeoefening ook gebruiken, maar je houdt je voeten tijdens het  rijden op de voetsteunen.

4. halve draai:

Als de examinator voor deze oefening kiest dan rijd  je met licht trekkende motor op een denkbeeldige rijbaan. Na  de tweede pylon maak je in één vloeiende beweging een halve draai naar links of rechts. Je rijdt dan terug naar het startpunt.

5. denkbeeldige acht

Met deze facultatieve oefening laat  je zien dat  je een complete (denkbeeldige) acht kunt  rijden in een rechthoekig kader. Je rijdt met trekkende motor en houdt daarbij een gelijkmatige snelheid aan. Je mag
je voetrem gebruiken en eventueel een slippende koppeling.

Cluster 3:

1. uitwijkoefening

Cluster drie  bestaat uit drie  oefeningen, waarvan de uitwijkoefening verplicht is. Bij de uitwijkoefening kom  je met vijftig kilometer per  uur  aanrijden door de poort. Vijftien meter na de poort moet je vóór een denkbeeldig muurtje van  pylonen naar links uitwijken. Daarna keer  je weer terug naar de eigen weghelft.

2. snelle slalom

Bij de snelle slalom zijn zes pylonen opgesteld. Deze slalom neem je bij een snelheid van  minstens dertig kilometer per  uur  met trekkende motor. Belangrijk is dat  het  vloeiend en gelijkmatig gebeurt.

3. vertragingsoefening

Bij deze optionele oefening trek je vanuit stilstand op om  snel te komen tot een snelheid van  vijftig kilometer per  uur.  Je rijdt dan in tenminste de derde versnelling. Na het  tweede poortje rem je af tot 30 kilometer per  uur  en schakel je minimaal één versnelling terug. Daarna rijd je met deze snelheid een slalom om  drie  pylonen die acht meter uit elkaar staan.

Cluster 4:

1. Noodstop

In het  vierde cluster is de noodstop de verplichte oefening. Je rijdt minimaal vijftig kilometer per  uur.  Na het  poortje rem je maximaal om  zo snel mogelijk tot stilstand te komen. Natuurlijk verlies je de controle over de motor niet.

2. Precisiestop

Bij de precisiestop gaat het  erom dat  je op een bepaald punt stilstaat. Je rijdt eerst vijftig kilometer per  uur  en remt beheerst als je het  eerste poortje van  twee pylonen passeert. Daarna moet je de motor zeventien meter verderop tot stilstand brengen.

3. Stopproef

Naast de precisiestop kan de examinator ook nog kiezen voor de stopproef als tweede keuzeoefening. Het doel van  deze oefening is dat  je technisch goed remt. Je schakelt kort voordat je stilstaat terug naar de eerste versnelling. Je hebt een korte remweg.